Peter Berger       Gedichten: Perm


       Perm: Inhoud

 

BUNKER

En altijd gebeurt er weer dit,
achter mijn armen schuifelt de zee,
roestig zand verkruimelend,
ik hoor hem wel bezig,
ik hoor hem, zelfs met mijn schouderbladen
hoor ik hem,
mijn mond is droog
van de duinen, van het kauwen
op het woord duin,
achter een vlezige wolk
stinkt in de verte de zon

de bunker te groot voor mijn oog,
altijd weer de klap van beton
de ingang
stompt door mijn maag

en ik weet allang
dat zij daar ligt tussen
de schuine woorden, zo gevlekt
dat zij de grond nauwelijks aanraakt.

 

 

 

 

DE DODEN

De doden ze zijn niet zoals je denkt
dat ze zijn, al liggen ze eerst in de grond
te knisperen, met ogen dun en onbruikbaar
te zien wat er niet is,
ze hebben lange bladachtige handen
een afwezig gezicht, geen mond.

ze moeten aan hun stomheid wennen,
leren kijken zonder te zien,
leren horen zonder te luisteren,
ze rusten en varen zonder werkelijkheid.

later lossen ze op in de grond
en blind
bouwen ze hun huis van water
als het regent, overal, nergens,
liggen 's zomers in de lange wind,
trillen in hitte
wenken in bomen, zijn in de steden
schaduw van schaduw, dauw
op de ogen,
de hand van een man
de hals van een vrouw
een beweging een stilstand,
bijna hoorbaar soms mengen ze zich
in het verkeer, vogels roepen,
de straten worden breder en breder,
een auto verdwijnt
achter de hete huizen,
ja zo in de zomer,

's winters krimpen ze in de sneeuw
liggen stil op het water
bevriezen van liefde,
de aarde verlaten zij niet.